De ontdekking.
(n.a.v. het boek “Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn” van Norman L. Geisler en
Frank Turek).
Albert Einstein was niet blij* *1916.
toen hij moest constateren
dat hij zijn geloof in een eeuwig heelal
naar de prullenbak moest deponeren.
Zijn berekeningen namelijk
toonden haarfijn aan
dat materie, tijd en ruimte
niet in zichzelf hadden bestaan,
maar dat een grote kracht van buiten* *Jesaja 40: 25-26.
de gigantische aanzet had gedaan
waardoor het hele universum
vanuit het niets…plotseling…was ontstaan.* *de algemene relativiteitstheorie.
Enkele jaren later* *1919.
was er nog iemand niet blij.
De kosmoloog Arthur Eddington
zette alles nog eens op een rij
tijdens een zonsverduistering
waarbij hij experimenteerde
en waarvan de uitkomst hem
over een begin van het universum informeerde.
Deze beide mannen hadden graag
over een eeuwig, statisch universum willen praten,
waarbij ze – misschien tegen beter weten in –
God overal buiten hadden kunnen laten.
De theorie die Einstein had ontwikkeld
was heel complex; maar in elk geval
zat déze veronderstelling erin verweven:
De mogelijkheid van een uitdijend heelal.
Edwin Hubble zat te turen* *1927.
door zijn grote telescoop
naar alle waarneembare sterrenstelsels,
met in zijn achterhoofd de hoop
dat hij iets zou mogen ontdekken
wat niemand ooit nog had gezien.
Kon de theorie worden bevestigd:
Iets van het uitdijend heelal misschien?
Plotseling werd hij opmerkzaam
op een roodverschuiving in het licht
waarmee de sterrenstelsels zijn omgeven.
De vreugde straalde van zijn gezicht
omdat nu, hiermee, was bewezen
dat de sterren in hun baan
met grote snelheid zich verwijderen
van het beginpunt van hun ontstaan.
Voor veel geleerden is het nu zeker:
Alles ontstond vanuit het niets!
De christen weet hierin Gods vinger,
de atheïst spreekt over het onpersoonlijk “iets”.
Conclusie.
Een heelal creëren vanuit het niets
dat kán geen toeval zijn.
Hier is een Schepper aan het werk
met het bouwen aan Zijn domein
waarin de mens ook leven mag –
niet als gevolg van een grillig lot –
maar, zoals de Bijbel het ons vertelt,
door een almachtige, persoonlijke God.
Bas Bronkhorst.
(16 – 23 juli 2014)
Wetenschap beoefenen is zoeken naar de oorzaak. Dit moet gebeuren zonder vooraf ingenomen standpunten (subjectieve voorkeur). De wetenschapper moet dus objectief bezig zijn m.b.t. de logica, onderzoeksresultaten en bewijzen. In het genoemde boek van Geisler en Turek worden een heel aantal redenen genoemd die er op wijzen dat er een Schepper moet bestaan. De vraag is nu:” wil je dit geloven of wil je dit niet?”